Italië 2005
 
 
  Italië 2005 | Deelnemerslijst | Links

(Sorry, no English translation available)


Dagboek 16 mei: Concert Milaan

Shopping Om tien uur stappen we in de eigen bussen die ons naar de Scala zullen brengen voor een bezoek aan het theatermuseum. Het leven in Italië heeft zijn normale gang hernomen; Tweede Pinksterdag is hier, zoals in meer landen buiten Nederland, geen feestdag. Terwijl de chauffeurs de weg vragen, denk ik met plezier terug aan gisteren, aan de Dom en het Castello. Van de buitenkant is de Dom een imposant gebouw, maar het interieur heeft eigenlijk niet veel te bieden. Wel heb ik een tijdje voor een glaspaneel met taferelen uit het Oude en Nieuwe Testament staan peinzen. Eva draagt haar borsten op de sleutelbeenderen en heeft een duidelijk buikje. Het leven in het Paradijs is kennelijk goed, maar de vrouwen had ik me er wat anders voorgesteld.

Gelukkig biedt het ‘Museo Teatrale’ een groter aantal levensechte details. Zo bekijken we een paar haren van Verdi, de baton van Toscanini, de handen van Chopin en het buikje van Rossini. We lopen door een aantal kamers zoals je je die voorstelt bij zo’n theater. Ik word een beetje bevangen door het besef in een eeuwenoude traditie te staan van mensen die, hoe verschillend hun talenten ook zijn, in het samen uitvoeren van geschreven muziek een passie vinden. Vanavond bij het concert zal ik me de kop van de jonge Verdi herinneren. Hij zit naast me en gromt af en toe wat, maar we nemen elkaar niks kwalijk, want we kennen elkaar, we zijn vrienden.

Het museum vind ik met al z’n pluche en gordijnen ook wel een beetje op een bordeel lijken, maar de sombere portretten van de mannen stemmen niet tot veel optimisme. Bij een schilderij van de grote zaal verklaart onze gids dat het publiek vroeger in het volle licht zat en dat er geen ‘dark room’ was. Er waren veel mensen die daarvan opkeken.

Bij het verlaten van het museum word ik opgeschrikt door een bekende ringtone van een gsm. Iemand wordt gebeld. Niet alleen de Italianen, ook de orkestleden zie je voortdurend ergens staan bellen. Voordat ik ontdekt heb dat het mijn eigen gsm is, houdt het geluid alweer op. Het thuisfront! De altijd sluimerende onrust als ik buitengaats ben, wordt meteen acuut. Alarm. Ouders! Vrouw! Kinderen! Haastig bel ik terug. Mijn paniek verdwijnt als blijkt dat er niets ernstigers aan de hand is dan dat 1 kind mij 1 beetje mist. Het besef van eigen overbodigheid werkt geruststellend.

Het is jammer dat ik niet meer het museum met het Laatste Avondmaal kan bezoeken. Daarvan ken ik wel de geborduurde versie en ook een gefiguurzaagde uitvoering is mij niet onbekend, maar het origineel had ik best een keer willen zien.

Gezamenlijk lopen we naar een restaurant een paar straten verderop. Er komt een helaas wat lauwe maar smakelijke pasta op tafel en een salade. Merkwaardig: dit restaurant voor ‘business lunch’ heeft een zakelijke sfeer van zwart en chroom en wit licht, maar ik zie ook een glasinloodpaneel en ruik voortdurend wierook. Ik zit aan een tamelijk jonge tafel, zie ik. Met Annemarie de Win praat ik over werk en kinderen en de soms moeilijk te organiseren combinatie. Over dyslexie en hoe daarmee om te gaan. En dat je weer andere mensen een plattegrond van hun eigen huis onder de neus kunt duwen en dat ze dan niet weten waar ze zijn.

We gaan terug naar de Scala voor een bezoek aan de zaal. Ik loop met Florence op, wellicht een van de oudere leden, want ze vertelt dat ze in januari 50 jaar lid zal zijn. Tegen die tijd ben ik ook 50, weet ik, en het vervult me met ontzag. Mijn hele leven lang is Florence elke dinsdag naar het orkest gekomen. Cuba-crisis, Koude Oorlog, Hongarije, Parijs, Praag, Vietnam en de Muur; “Ik heb maar zelden een repetitie gemist,” zegt ze. Het was wel anders, het orkest, vroeger. Sinds een jaar of tien, vijftien wordt er op een ander niveau muziek gemaakt, zegt ze, en een ander, meer romantisch repertoire gespeeld. Vroeger deden ze ook nog wel eens een Mozartje. Van de kliek van Philipsvrouwen in de Philipswijk heeft ze nooit iets moeten hebben. Het huis aan kant en dan muziek maken, een prima idee, lijkt me. En je blijft er zo te zien jong en vitaal bij.

In de Scala gaan we naar de grote en sinds de restauratie enige zaal. Mooi, al die ‘skyboxen’ avant le mot, in pluche en goud. De stoelen voor het orkest staan nog opgesteld na de repetitie van vanochtend. “Russische opstelling” hoor ik deskundigen zeggen, de bassen op links. Zo heeft iedereen zijn eigen referentiekader. Scala in Milaan? Typisch Russisch! Een paar boxen verderop ontwaar ik Jules. Zijn ogen schitteren als hij een paar maten in de lucht slaat en haast jongensachtig zegt: “Kan ik zeggen dat ik ook in de Scala gedirigeerd heb.”

Architect Mario Botta heeft met zijn restauratie werkelijk een eenheid gemaakt van het gebouw met al zijn hokjes en uitbouwtjes. De plattegrond en het uiterlijk is veel helderder geworden. De ruimte achter het toneel blijkt groter te zijn dan ervoor. De nieuwe toneeltoren sluit met zijn ritme van vierkante lichtgaten aan op de originele bouw. In een ovaal gebouw zitten denk k de kantoorruimtes. Vooral de hoge slanke ramen, zuilen van licht bijna, vind ik heel mooi. Ik stel vast dat ook de toiletten, veertig jaar na mijn eerste bezoek, op orde zijn gebleven.

We lopen naar de bus. Het leven heeft hier inderdaad zijn normale gang, want overal zie ik mannen in strakke pakken lopen. De meesten kuierend, rustig, alsof het niet midden op een werkdag is, anderen haastig van iets naar niets rennend.

Het is een kwartiertje lopen naar de opstapplaats van de bussen. Ik overweeg nog even om de metro te nemen, want we lopen twee haltes voorbij. Zou dat beter zijn geweest? Enkele minuten na vertrek, het is ook hier zoeken, rijden we een straat in met een wegversmalling waar we onmogelijk doorheen kunnen. De bussen staan muurvast en de chauffeurs vervoegen zich bij een paar agenten. Een mooi gesneden, modieus kostuum, zie ik. Gelukkig voor Guus vindt het oponthoud precies voor een café plaats. Binnen een minuut heeft hij een glas bier te pakken, is het gevaar van uitdroging geweken en kan hij de onderhandelingen op zijn gemak volgen. Veel orkestleden stappen uit en geven adviezen. Na enige tijd besluit de reisleiding dat de orkestleden per metro hun reis zullen vervolgen. Ik hoor Carol de verandering in het reisplan aan iemand uitleggen. “Wij zijn in opperste staat van opwinding,” sluit hij bedaard het telefoongesprek af. Wie Carols altijd beheerste en correcte optreden kent, weet dat hij gigantisch overdreef. Wel komisch, ik moet erg lachen.

De buschauffeurs moeten wachten op politieversterking die het eenrichtingsverkeer in de straat kan afzetten. Als we na een drie kwartier uit de metro stappen, worden we overvallen door een plensregen. En zie, de logica van de natuur: als paardenbloemen schieten de parapluverkopers uit de grond. Als alle klandiezie verdwenen is, weet ik voor twee euro en wat kopergeld een uitvouwbaar exemplaar te kopen. De plensbui is kennelijk onze straf van hogerhand voor het in de steek laten van de chauffeurs, want bij het hotel horen we dat de bussen al over een kwartier ter plekke zullen zijn. Nou ja, nèt tijd genoeg om de spullen te pakken en je te verfrissen.

Pas tegen zes uur bereiken we het Auditorium. Het is een grote zaal met een klein speelvlak. Een beetje rommelig ook. Het is zoeken naar instrumenten, lessenaars en kleding. De celli moeten passen en meten om een plek te vinden. Na een repetitie van een klein uurtje gaan we eten. In een zaaltje staat een enorme partij hapjes en kleine broodjes uitgestald. Glaasje wijn of champagne erbij. Een enkeling ziet daarvan af, vrijwillig of daartoe aangezet door de omgeving. Er zitten heel lekkere hapjes bij, maar later in de kleedkamer hoor ik veel gekanker. ‘Dit is toch geen eten,’ is de heersende opinie. Ik moet er eigenlijk wel een beetje om lachen. Samen met het copieuze diner van gisteren, ook aangeboden door Philips, zitten we op een bovengemiddelde score, is mijn indruk.

Als ik na de tweede, korte repetitie buiten aantekeningen zit te maken op mijn pda, komen de chauffeurs een praatje maken. “Zit daar nou zo’n navigator in?” willen ze weten. Hun interesse in zo’n apparaat is de laatste dagen kennelijk gewekt. Ik leg wat dingen uit. Ik kan ‘m de firma Verberne van harte aanbevelen!

Op straat zie ik stijlvolle echtparen voorbij komen. Allemaal op weg naar het concert, natuurlijk. Ook Philips zelf heeft werk gemaakt van de aankleding, zie ik. Binnen en buiten prachtige bloemen, een blauwe loper op straat en brandende kaarsen. Buiten staan veel mensen bij de ingang te roken. Dat mag niet meer binnen.

En eindelijk begint dan het concert. Jules overrompelt met een geestig verhaal in het Italiaans. Duivelskunstenaar. Ik stel voor dat we, louter om Jules te beproeven, onze volgende toernee plannen in Swasiland of Togo. Hij legt uit dat Philips twee kernactiviteiten heeft en dat PSV weliswaar helaas een nederlaag geleden heeft tegen Milaan (zuur commentaar uit de zaal) maar dat het PSO de eer van het concern gaat redden. Althans, ik denk dat hij zoiets gezegd heeft. Wiebke is haar zenuwen voorbij en zingt prachtig. Jules en zij moeten gedurende het concert herhaalde malen op komen. Dat is voor de voortgang van het concert wel handig en zinvol, maar voor Monique en mij bepaald lastig, want wij zitten in hun gangpad. Iedere keer moeten lessenaar en stoelen verplaatst worden. Voortdurend strijk ik tegen altist Paul Kagenaar aan. Als ik me bij hem excuseer, verontschuldigt hij zich voor het in de weg zitten. Hoffelijke omkering van de schuldvraag. Als mijn lessenaar in een gat schuift en omkiepert, de muziek over de vloer uitwaaiert en ik na haastige reorganisatie voortdurend tegen Monique aanstrijk, is het moeilijk om het speelplezier te hervinden. Maar de –voor iedereen geheim gehouden- act van Wiebke, Jules en Joost is heel verrassend. Gepresenteerd als de vocale ontdekking van de eeuw, groter dan wie ook, flikflooit Joost tot ergernis van Jules met Wiebke, wordt meegenomen naar de coulissen, een schot klinkt, maar Joost keert terug en gaat dirigeren. Later komt Jules op het toneel om zijn rol in het kattenduet te vertolken. Vliegen, marathons lopen, in de Scala dirigeren, het is allemaal tot daar aan toe, maar een vocale carrière ontraad ik hem. Met een loeiharde kopstem zong hij wat eigenlijk Wiebkes partij was.

In het slot van de Passarella van Rota valt me opnieuw Annekes solo op. Een prachtige gouden toon, bescheiden en beschaafd schitterend. Ik denk dat ik verliefd op haar word en dat we later gaan trouwen, als we allebei groot zijn. Zulk fluitspel wil je toch elke dag horen?

Het concert loopt tegen het einde. Het publiek applaudisseert enthousiast en weet ons te verleiden tot alle drie de geplande toegiften. ‘Aan de Amsterdamse grachten’ leidt tot voelbare emotie bij de Hollanders in de zaal.

En dan is het voorbij. Na het applaus weet het publiek eigenlijk ook niet, wat te doen. Een ontelbaar moment kijken we elkaar stomverbaasd aan; wat moeten we nou met elkaar? Gelukkig praat de organiserende Philipsman er nog een einde aan.

We lopen naar de bus. We zijn er bijna, als Jan zich omdraait en terugloopt. “Iets vergeten, Jan?” informeert Jean bezorgd. “Ja,” mompelt die in het voorbijgaan, “Fransje.” Hoorn, muziek, geld, alles bij zich, maar helaas, vrouw vergeten.


Dagboekverslag door: Sietse Hoogeboom
Klik hier voor een foto's van 16 mei...
<- Dagboek 15 mei | Dagboek 16 mei | Dagboek 17 mei ->
PSO Home © 2005 VHV Media Groep, Eindhoven.