Zojuist klonken nog de trage akkoorden van het volkslied van de Chinese Republiek. Een frêle zangeres in ruisende jurk komt het podium op, gevolgd door een behoorlijk grijze dirigent. Applaus. Ze werpen elkaar een vriendelijke blik toe, de dirigent rijst zijn handen en dan zijn we in Wenen. Een aria uit Franz Lehar’s Die lustige Witwe. De Chinese alt blijkt wonderbaarlijk goed Duits te kunnen, begeleid door gezellig plukkende bassen in driekwartsmaat en melancholieke uithalen in de violen. Waarschijnlijk zijn de meeste orkestleden van het Taiwan National Symphony Orchestra (TNSO) nog nooit in Wenen geweest, maar tijdens deze wals is dat niet te merken.
Mijn eigen viool ligt momenteel werkeloos in Taipei. Ik heb hier hard gezocht naar een amateurorkest om in mee te spelen. Dankzij mijn doortastende Philips-collega’s heb ik rond Kerst even een orkest gevonden dat voor die gelegenheid bijeen was gebeld. Het bestond voornamelijk uit schnabbelende beroepsmusici. Nee, een amateur orkest in Taipei, daar hadden ze nog nooit van gehoord. Misschien hebben Taiwainezen wel te weinig vrije tijd om een muziekinstrument te bespelen. Na de concerten viel het orkest weer uit elkaar.
Wat later las ik in de krant het volgende over de concurrentie tussen Taiwainese en Koreaanse high-tech industrie: “It’s like a professional violinist versus an amateur violinist. One makes music. The other makes noises like a horse or cow being slaughtered.” Tja, sindsdien roep ik niet meer zo hard dat ik viool speel.
Gelukkig hoef ik niet van klassieke muziek verstoken te blijven: klassieke CD’s zijn hier bijna de helft van de prijs vergeleken met Nederland. En het TNSO geeft regelmatig concerten in Taipei. Het TNSO is bijzonder goed. Veel Taiwainese musici hebben enkele jaren in Europa of de V.S. gestudeerd. Ik heb nog nooit een orkest gehoord dat zoveel volume kan produceren. En het is erg leuk om zulke kleine vrouwtjes contrabas te zien spelen, waarbij je haast denkt dat ze door het instrument verpletterd zullen worden.
Opvallend is dat het orkest voor een half volle zaal speelt. Wanneer beroemde orkesten uit New York of St. Petersburg hier in Taipei spelen is het onmogelijk kaartjes te krijgen. Voor het TNSO kun je echter vijf minuten voor aanvang nog de beste plaatsen krijgen.
In het TNSO zitten slechts twee niet-Chinezen (een fluitist en een slagwerker), voor de rest zijn het uiterst gedisciplineerd spelende Oosterlingen. Zoals ze daar op het podium zitten lijken ze onbewogen, maar toch klinkt de muziek vol vuur en expressief. Ook in de moeilijke passages, de extreem hoge of de zeer langzame, blijft het orkest erg goed klinken.
Na afloop van het concert worden zowel dirigent als soliste bedolven onder de bloemen. Het publiek geeft geen ovatie, zoals dat in Nederland bij nagenoeg elk concert gebruikelijk is. Toch mag de soliste nog even terug komen om het applaus in ontvangst te nemen. Het was een geslaagd concert. En wonder boven wonder, het hele concert lang is er niet één mobiele telefoon afgegaan.
Door:
Raoul Bonnet
© 1998 VHV, Eindhoven.