| Jaargang 4, Nummer 4 |
Een tweede aflevering over de historie van het PSO. Deze keer in grafieken en getallen. Dit geeft een heel leuk beeld van de activiteiten van ons orkest door de jaren heen. Ook leuk om te zien is de tendens die zich de laatste 10 jaar heeft ingezet en hoe activiteiten relateren tot de dirigent die het orkest leidt.
De Jaren '30
Het eerste grafiekje geeft het aantal concerten per jaar van ons orkest weer. Je ziet dat dit in de beginjaren kabbelt tussen de 1 en de 5 per jaar. Hierbij dient wel te worden vermeld dat de leden van het toenmalige Fidelio nogal vaak in andere ensembles speelden, tot zelfs een afsplitsend (niet meer bestaand) orkest toe: Het Nieuw Eindhovensch Orkest. Ook werden veel kamerconcerten gegeven in een iets grotere bezetting en gecombineerd met andere ensembles. Wanneer dit niet onder de Fidelio-vlag ging zijn deze uiteraard niet meegeteld. Vaak is het echter zeer moeilijk te traceren of deze concertjes wel of niet onder de naam Fidelio uitgevoerd werden. Ook wanneer er gecombineerde concerten gespeeld zijn met andere ensembles, dan zijn alleen de Fidelio-werken geteld.
Programmakeuze
Het tweede grafiekje geeft aan hoeveel verschillende werken per concert gespeeld worden. Hieruit is een beeld te vormen over de programma-opbouw. Veel kleine werkjes in één concert tegenover één groot werk geeft toch een heel ander type concert. Al snel denk je aan serieuzere programma's (met weinig werken) tegenover de lichtere programma's. Dat deze korte-door-de-bocht uitleg soms mank gaat moge duidelijk zijn, maar over het algemeen klopt dit toch wel.
Oorlogsjaren De eerste jaren waren hectisch qua muzikale richting, maar dat is niet goed zichtbaar in de grafieken. Wel goed zichtbaar is de oorlogsperiode. Toen duidelijk werd dat de Duitse "Kulturkammer" de programmering en uitvoeringspraktijk van zowel beroeps als amateurensembles ging beheersen zijn bijna alle leden opgestapt en ging het aantal concerten naar nul. Vlak daarvoor is nog een opleving waarneembaar. Dit onder de actieve leiding van Hein Jordans, die later een belangrijk professioneel dirigent zou worden. Vlak na de bevrijding van Eindhoven is nog een enkel concertje gegeven voor de geallieerden, met soms als vergoeding een traktatie op chocola en Zweeds wittebrood...
Eind jaren '40 Direct na de oorlog kwam er een flinke opleving. Onder leiding van Otto Glastra van Loon werd het aantal activiteiten flink opgeschroefd. Zeker toen indertijd de traditie overgenomen werd van het Brabants Orkest om de Matthäus- en de Johannes Passion uit te voeren. Maar ook de andere programma's van die tijd liegen er niet om. Een greep: Brahms en Dvorak symfonieën, Ravel's Ma mère l'Oye, Haydn's Jahreszeiten. Het was in die tijd een geheel nieuw repertoire voor het orkest. Ook is een aantal programma's gespeeld met meerdere korte werken. Veelal praten we hier over combinatieconcerten met een koor.
Jaren '50 Na deze periode komt Henri Arends op de bok. Hierin zien we een gestage afname van het aantal activiteiten. De Matthäustraditie komt ten einde, hoogstwaarschijnlijk ook omdat Henri Arends daar niet veel voor voelde. Volgens zeggen was Henri Arends een dirigent die heel diepgaand kon studeren op een halve bladzijde, waarbij echter de grote lijn wel eens in het gedrang kon komen. Je ziet het ook in de programmering. Vrij veel Haydn, Mozart, Bach en kleinere orkestwerken. Het "zwaarste" orkestwerk dat aan bod komt is de Moldau of de Piet Hein Rapsodie. Daarna komt de periode Jan Brussen. Deze dirigent scheen een volkomen tegenpool te zijn. Dat dit ook niet werkte moge ook duidelijk zijn. Als absoluut dieptepunt zien we hier dat in 1959 slechts 1 concert gegeven is. Brussen liet nog wel grotere symfonieën op de lessenaar zetten, Dvorak, Mendelssohn, Beethoven en Brahms komen we tegen. Maar het orkest had duidelijk behoefte aan iets anders.
Jaren '60
Dan komt de periode Stotijn. De actitviteiten komen weer gestaag uit een dal, de programmeringen worden ambitieuzer en de concerten veelzijdiger. In het begin nog vrij veel Dvorak, Saint-Saëns en Gershwin, maar al gauw komen Honneger, Ibert, Wagenaar en Bernstein op de lessenaar. Het eerste echte pièce de résistance dat ingestudeerd wordt is Bartok's Concert voor Orkest in 1964. Dat zou men nog eens moeten horen kunnen...
Al gauw komen Wagner ouvertures, Mahler 4, Schumann, Franck, Schubert 9 op de lessenaar en verdere kleinere leuke werken maken de programmering zeer veel interessanter. Ook in die tweede helft van de jaren '60 worden de eerste echt lichtere concerten gegeven.
Jaren '70 In het begin van de jaren '70 is er weer een kleine terugval in activiteiten, ambitie en variatie te contstateren. Hoogstwaarschijnlijk is het de wisselwerking tussen het dan zittende bestuur en de dirigent die enigszins in het slop raakt. Pas in de tweede helft zie je een opleving. Enigma variaties, Schilderijententoonstelling, Brahms-1 met als klap op de vuurpijl Bruckner 3 in 1978. Deze perio-de is qua programmering de mooiste tijd van Stotijn met de POV. Dit is uiteraard wat moeilijker weer te geven in een grafiek.
Einde Stotijn Begin jaren '80 kabbelt het door, maar op een minder ambitieus niveau dan eind jaren '70. Echt heel grote werken worden niet geprogrammeerd, maar er zitten wel enige "snoepjes" bij: Ravel (Tombeau de Couperin), Britten (Serenade), Milhaud (Scaramouche) en Wagenaar (Cyrano). Pas in de 2e helft komt Sjos-9 boven, en mag gezien worden als een soort meestersluitstuk van Stotijn.
Jules van Hessen op de bok In '87 gaat gaat er een nieuwe wind waaien binnen de POV. Jules van Hessen neemt de 'Baton' letterlijk over en er wordt rijkelijk gestrooid met ambitieuze programma's: Vuurvogel, Tovenaarsleerling, Tsjaikovsky 4, Enigma en Boeuf sûr le toit. In 1990 is het orkest rijp voor een verdere uitgroei, dan niet alleen in programmering, maar vooral in verdubbelingen en variatie in concerten. Dit heeft vooral te maken met de ongelofelijke ener-gie van het koppel Jules van Hessen en Rien Frankenhuis. Gezamenlijk met het orkest zelf kan het roer om. Naast elk jaar een ambitieus werk worden er ook elk jaar lichte programma's geprogrammeerd. Als uitschieters mogen genoemd worden enerzijds Stravinsky's Sacre, Mahler 1, 2 en 3, Bartok's Concert voor Orkest, Sjos 5 en 7, Berlioz' Requiem en anderzijds lichtere programma's à la Proms voor Carnaval, Philips Bobo's en Lisse openlucht met solisten als Pepe Romero, Jasperina de Jong, Henk Poort, Toots Tielemans Hans & Candy Dulfer, Herman van Veen etc..
Totaal aal aantal concerten per jaar Het is dan ook duidelijk zichtbaar. Het meest illustratief hiervoor is de derde grafiek van het totaal aantal gespeelde werken per jaar. Hierin zijn alle verdubbelingen meegeteld. Na een vrij kabbelend bestaan over ca. 60 jaar is die traditie de afgelopen 10 jaar duidelijk gebroken.