Hector Berlioz (1803-1869)
Symphonie Fantastique
1. Rêveries - Passions
2. Un bal
3. Scène aux champs
4. March au supplice
5. Songe d'une nuit du sabbat
Een jonge kunstenaar die te verlegen is om een afspraakje te maken met de vrouw waarop hij tot over z’n oren verliefd is, wordt gedreven tot wanhoop en geeft zich over aan allerlei wilde, angstaanjagende fantasieen. Dit is in een notendop het levensverhaal van Berlioz dat achtergrond vormt van zijn Symphonie Fantastique.
Verliefd
Op 11 september 1827 woont Berlioz een voorstelling bij van Shakespeare’s toneelstuk Hamlet. Hierbij wordt hij enorm gegrepen door de jonge Ierse actrice Harriet Smithson die de rol van Ophelia vertolkte. Zij ontketent een onbeheersbare passie bij hem. Twee jaar lang volgt hij haar, maar hij heeft niet de moed haar aan te spreken. Zijn liefde voor haar blijft onbeantwoord en drijft hem uiteindelijk tot wanhoop. Kort na haar vertrek uit Parijs schrijft Berlioz aan een vriend: “Ze is in Londen en het lijkt alsof ik haar om me heen voel: ik voel mijn hart bonzen en dit gebons drijft me voort als de zuigerslagen van een stoommachine. Elke spier in mijn lijf siddert van pijn. – Nutteloos! – Angstaanjagend! –”.
Nog geen twee maanden later kondigt hij aan dezelfde vriend de voltooiing van een zeer autobiografische symfonie aan. Berlioz noemde het “Episode uit het leven van een kunstenaar, symphonie fantastique in vijf delen”. Omdat de inhoud van het werk niet door middel van zangteksten wordt verduidelijkt, besloot Berlioz een programma te schrijven dat beschouwd moest worden als de gesproken tekst in opera’s ter verduidelijking van de dramatische achtergrond. Dit programma diende bij elke uitvoering aan het publiek uitgereikt te worden.
Nieuwe muziekwereld
Niet alleen Berlioz’ hartstochtelijke verliefdheid leidde tot het componeren van zijn enorm vernieuwende Symphonie Fantastique. In 1828 hoorde Berlioz voor het eerst Beethovens Derde (Eroica) en Vijfde Symfonie die voor hem een geheel nieuwe muziekwereld openden. Geleidelijk ging hij de mogelijkheden onderzoeken om zijn nog ruwe, heftige muzikale ideeën in een Beethoveniaanse structuur te vatten. Dit leidde tot de vijfdelige symfonie waarbij de delen bijeen worden gehouden door de zg. ‘idée fixe’, een motief dat in verschillende vermommingen in al de vijf delen voorkomt. Een concept dat als voorloper diende van het ‘Leitmotiv’ dat later in de opera’s van Wagner een vlucht neemt.
In de Symphonie Fantastique vertegenwoordigt de ‘idée fixe’, hoe kan het ook anders, het beeld van Berlioz’ aanbedene Harriet. In het eerste deel is dit langgerekte thema nog sensueel en intiem van aard, maar naar mate de symfonie vordert, verandert dit karakter tot uiteindelijk aan het slot sprake is van een ellendige, groteske transformatie, waarbij de macabere lading nog extra wordt onderstreept door het orkestrale Dies Irae citaat.
Berlioz begint zelden met de hoofdzaak, maar bereidt zijn uiteindelijke muzikale gedachten grondig voor. Na een soms uitvoerige inleiding laat hij vervolgens op zeer progressieve wijze deze gedachten uitkristalliseren. Alle delen van de Symfonie Fantastique hebben een dergelijke voorbereidingspassage, zelfs de ‘Mars naar het schavot’.
Met zijn Symphonie Fantastique lukte het Berlioz om met zijn beeldende voorstellingsvermogen en op zeer krachtige wijze met muziek te verwoorden waardoor hij het leek alsof hij een opera naar de concertzaal te bracht. Dit is vooral te danken aan zijn verbijsterende instrumentatievermogen. Zo geeft hij ruimte aan de koperblazers en maakt hij gebruik van tot dan toe vrij exotische orkestinstrumenten als harpen, piccolo, hoge klarinet is Es, de althobo en de buisklokken. Zelfs voor de pauken en grote trom is een sterk dramatische rol weggelegd. De uitwerking van deze instrumentatie was zo groot dat Mendelssohn erover het volgende zei: “de instrumentatie is zo smerig dat ik mijn handen moet wassen nadat ik de bladzijden van de partituur heb omgeslagen!” Nu bewonderen we de orkestratie van Berlioz juist vanwege de ernorme originaliteit en effectiviteit.
Berlioz deed ooit de volgende uitspraak: “De belangrijkste eigenschappen van mijn muziek zijn een hartstochtelijke expressie, inwendige gloed, ritmisch élan en verrassende wendingen. Als ik zeg: hartstochtelijke expressie, dan bedoel ik daarmee het hardnekkige streven van de expressie om de meest innerlijke betekenis van zijn thema weer te geven. Ook dan, wanneer dat thema het tegendeel van hartstochtelijk is en het erom gaat zachte, tere gevoelens of volkomen rust uit te drukken.” Een fraai resumé.
1. Rêveries - Passions
De kunstenaar ziet voor het eerst de vrouw die aan al zijn idealen voldoet; hij wordt hopeloos verliefd en telkens wanneer hij aan haar denkt, hoort hij een muzikale frase waarvan het karakter, gepassioneerd maar tegelijkertijd ook statig en bedeesd, de kwaliteiten van zijn geliefde uitdrukt. Deze melodie en het beeld dat eraan ten grondslag ligt achtervolgen hem eindeloos, als een dubbel ‘idée fixe’. Dit verklaart de verschijning van de melodie uit het eerste Allegro in elk volgend deel. In het eerste deel ontwikkelt deze melodie zich van melancholisch droombeeld via enkele ongegronde momenten van vreugde, tot waanzinnige passie met woede en jaloersheid, en keert weer terug naar tederheid, melancholiek en religieuze bevestiging.
2. Un bal
De kunstenaar bevindt zich op een lawaaiig feest. Overal waar hij kijkt doemt het beeld van zijn geliefde op. Dit beangstigt hem zeer.
3. Scène aux champs
Op een avond hoort hij in de verte twee schaapherders naar elkaar fluiten. Dit landelijke duet, het prachtige landschap, de zacht ruisende bomen en zijn herwonnen hoop op liefde brengen de kunstenaar grote rust. Hij overdenkt zijn eenzaamheid en hoopt dat deze niet lang meer voorduurt. Maar wat als zij hem teleurstelt? Hoop en angst, geluk dat verstoord wordt door sombere toekomstbeelden – dit is de inhoud van het adagio. Aan het eind weerklinkt het gefluit van een van de schaapherder; de ander antwoordt niet meer – in de verte kondigt het onweer zich aan – eenzaamheid – stilte.
4. Marche au supplice
De kunstenaar is ervan overtuigd dat zijn liefde wordt veracht en hij neemt opium met als doel zelfmoord te plegen. De dosis is echter ontoereikend en hij hallucineert slechts. Hij gelooft dat hij haar heeft vermoord en daarvoor veroordeeld is en nu wacht op zijn eigen executie. Aan het eind weerklinken de eerst vier maten van de ‘idée fixe’ als een laatste herinnering aan de liefde, ruw onderbroken door de fatale klap.
5. Songe d'une nuit du sabbat
De kunstenaar is omringd door geesten, tovenaars en monster die bijeen zijn gekomen voor zijn begrafenis. Gekerm en gekreun, hysterisch gelach en gegil weerklinken van steeds grotere afstand. De ‘idée fixe’ weerklinkt, beroofd van alle statigheid en teruggetrokkenheid. Het is nu een dansmelodie, gemeen, banaal en grotesk: het is de geliefde die de satanische begrafenis komt bijwonen. De doodsklok luidt en een parodie op het ‘Dies irae’ weerklinkt. Tijdens de satanische rondedans vloeien beide melodieën tezamen.