Maart 1999
 VHV Online
Jaargang 3, Nummer 4

Instrumentalisme: De cellopin

“Doet u mij maar een biefstukje”

Zoals een beetje muziekliefhebber wellicht bekend is, spoedt iedere amateurmusicus (of geldt dit ook voor de professional?) zich iets aan de late kant naar de repetitie van zijn desbetreffende orkest, kwartet of ander ensemble. De strijkers vinden dat de blazers het altijd maar makkelijk hebben; zij hoeven immers alleen maar hun instrument in elkaar te zetten en kunnen er vervolgens vrolijk op los blazen. Vals is het in het begin toch wel. Als ze niet zijn ingeblazen is het vals omdat de rest van het orkest niet goed gestemd heeft. Als ze wel zijn ingeblazen is het vals omdat de rest van het orkest nog niet is opgewarmd.

Groepsgedrag De blazers vinden dat de strijkers maar makkelijk praten hebben. Zij hoeven hun instrument nog niet eens in elkaar te zetten. Gewoon uit die kist halen en er vrolijk op los spelen. Vals is het de hele repetitie toch wel. Als er dan eens ééntje zuiver speelt, wordt dit weer teniet gedaan door de anderen in de groep. Dat groepsgedrag zorgt er trouwens voor dat ze er zelden lekker op los spelen als het notenbeeld wat krentenbroodachtig wordt. Iedere strijker hoopt dat z’n buurman wel van zich laat horen, hetgeen tot gevolg heeft dat iedere moeilijke passage ijzingwekkend iel en klein klinkt. Daar schrikt de strijker weer van (want dat hoort hij wel, hoor), waardoor hij meent er verstandig aan te doen nog een beetje in te houden.

Uitschuifbaar Degenen die het echt moeilijk hebben zijn de cellisten. Zij hebben namelijk een PEN (of ook wel PIN) onder hun instrument. Deze pen heeft wellicht een voordeel, maar zeker ook een aantal nadelen. Het voordeel ligt nog wel voor de hand: de cellist hoeft niet zo gebogen te zitten. Dat daar overigens een veel eenvoudiger oplossing voor is, heeft de contrabassist al lang ontdekt. Je maakt gewoon je instrument zo groot dat je òf op een hoge kruk kan zitten òf kan staan. Dat oogt meteen ook wel aardig. De cellist heeft de pen als tussenoplossing voor zijn beetje-groot-instrument . Deze pen is uitschuifbaar, hetgeen meteen een bijzonder tafereel laat zien. De kleine cellist zet graag zijn instrument veel te hoog. Hij kijkt er als het ware nog net boven uit. De langere cellist heeft snel de neiging ook tijdens het cello spelen gebogen door het leven te gaan. Die pen mag dan best wat meer uitgeschoven worden, maar als je al lang bent, zet je toch niet ook nog je cello extra hoog?

Karakter De pen vertelt ons nog meer over het karakter van de cellist. De precisie van de cellist valt al op te merken tijdens het uitschuiven van zijn pen. Sommige cellisten zetten hun instrument op de kop en draaien dan het schroefje los waarmee de pen vast zit. Zij doen dit niet om op deze manier het schroefje beter te kunnen zien, maar om het streepje op de pen beter te kunnen zien. Deze groep cellisten heeft namelijk zeer zorgvuldig met onuitwisbare stift de pen met een streepje gemarkeerd. Het steekt blijkbaar erg nauw tegen welk stukje borstbeen de cello steunt. Dat dit borstbeen weer gepolsterd wordt is u wellicht al eens opgevallen. We dwalen nu wat af van de pen, maar er bestaat een direct verband. Als die cello namelijk behoorlijk hoog staat en dus behoorlijk schuin, dan is de druk tegen het borstbeen tijdens het spelen aanzienlijk. Voor sommigen drukt de cello zo hard, dat dit alleen maar te verdragen is met een kussentje of een lapje of een schuimrubbertje of een pelotje of een ander ditje of datje. Een aardig sommetje voor de wiskundigen onder u.

Andere cellisten pakken hun lessenaar, strijkstok, hars, kussentje, muziek, potlood, gum en plankje, gaan op hun stoel zitten, zetten alles neer (de helft valt) en leggen tot overmaat van ramp hun cello horizontaal op schoot om de pen uit te kunnen schuiven. Dat zij al vrij veel ruimte in hebben genomen tijdens hun arriveren mag duidelijk zijn, dat er wel eens wat valt, begrijpen wij allen; dit kan de beste overkomen. Maar dat die cello op schoot moet liggen als een soort van groot kind, nee, dat zou toch anders kunnen. Er is al weinig ruimte en de cello wordt tijdens het uitschuiven van de pen nog langer ook. Een soort gevaarlijke spies die de buurman aanrijgt. Een onhoorbaar “sorry”-gemompel kan geen redding meer brengen. Gelukkig heeft nog geen cellist geprobeerd dit probleem te ondervangen door zijn cello onder de kin te plaatsen.

Stoelpoot Het grootste probleem van de pen is het plankje dat er bij hoort. Een rubberen dop kan ook, maar die voldoet in het algemeen niet goed. Dan maar de schuur ingedoken op zoek naar een plankje. Daar maak je gaten in, zodat je keus hebt in het plaatsen van de spies. De juiste afstand blijkt nog niet zo eenvoudig te vinden. Dit hangt namelijk ook af van de bevestiging van het plankje aan de stoel. Zit het plankje aan een soort van schoenveter vast die om de stoelpoot past, dan blijkt deze veter eerst maximaal op rek te moeten staan, voordat de juiste afstand in te spiezen valt. Een soort dartspel onder de cellisten. Voor de cellisten die moeite hebben met inspiezen en ook nog hun borstbeen polsteren is de ramp helemaal niet te overzien. Terwijl zij opnieuw inspiezen valt de borstbeenpolstering op de grond. Dit gebeurt overigens opnieuw tijdens het omslaan van de bladzijde. Extra probleem bij het loslaten van de spanning op de veter, is het naar beneden zakken van de veter om de stoelpoot. Sommige stoelpoten maken maar zeer beperkt contact met de grond. U voelt het al aankomen: de veter schiet onder de stoelpoot door en de spies inclusief cello en een beetje cellist vliegen er vandoor. Altijd richting lessenaar, waar het potlood, de hars en de sordino dan vanaf vallen. Dit geeft allemaal niks, want gelukkig kan de cellist zich buigen tijdens het oprapen van de rotzooi en kan hij zich verschuilen achter de groep. Iedereen laat toch wel eens wat vallen.

Dubbelvouwen Er zijn natuurlijk veel elegantere oplossingen voor zo’n plankje te vinden. Je kunt een langer plankje met een scharnier maken en dit dubbelvouwen. Dit is eigenlijk onzin, want die cello moet wat verder van de stoel af ingespiesd worden. Deze afstand hoeft niet met een volledige plank overbrugd te worden. Lastig meenemen met die toch al beetje-grote-cello. Een stukje breed leer aan de plank ter overbrugging van de afstand van plank tot stoel lijkt een elegante oplossing. Dat schiet niet onder de stoelpoot door.

Rest ons nog één cruciaal probleem: tijdens het spelen glijdt het plankje van rechts naar links. Het is haast onvoorstelbaar, maar er zijn cellisten die ook daar inventief zijn geweest: zij hebben een anti-sliplaag onder hun plankje gemaakt. Helaas heeft ook dit een nadeel. Soms is het wel prettig als je het plankje een beetje verschuiven kunt, om de juiste positie tijdens het spelen in te kunnen nemen. Wat een ontzettend gezeur. Geen wonder dat de cellisten zelden een acceptabele tutti-klank laten horen. Toch is het mogelijk om dit relaas met een praktische tip te besluiten. Geen wegschieten van de stoelpoot, geen heen en weer geglij. Neem een biefstukje mee en spiezen maar.

Door: Frederieke Berendsen

Instrumentalisme
Vorige artikel | Volgende artikel
Naar de vaste rubrieken in VHV Online
Inhoud VHV Online Maart 1999Colofon
© 1999 VHV, Eindhoven.