Jaargang 6, Nummer 3 |
Nederland is de laatste weken helemaal in de ban van de tango. Je kunt de radio niet aanzetten of je hoort bandoneónmuziek. Cd-winkels zijn uitverkocht, de website (met mp3's) van Sexteto Canyengue is overbelast en muziekscholen worden overstelpt met aanmeldingen voor bandoneón-lessen.
Dit alles natuurlijk vanwege het optreden van Carel Kraayenhof tijdens de koninklijke bruiloft.
Wij PSO-ers zien dit aan en nemen een beetje afstand van die gekte. Wij voelen zelfs een beetje van die roem op ons afstralen.
Met smart wachten we op het eerste verjaardagsfeestje waar we semi-nonchalant kunnen verkondigen "Carel Kraayenhof, oh ja, met hem hebben we onlangs ook opgetreden. We hebben zelfs de Urausgabe van Adios Nonino gespeeld". We zijn meteen het middelpunt van de belangstelling. Maar pas op, want dan richt een van de feestgangers zich tot ons en zegt: "Zeg, zo'n accordeon waar die Carel Kraa...". Op dit moment moeten we onmiddellijk interrumperen: "Pardon, het is een bandoneón." En dan staan we met de mond vol tanden, want wat weten wij verder te vertellen?
Om dit soort situaties het hoofd te bieden volgt hieronder een stoomcursus.
De bandoneón is voortgekomen uit de Duitse concertina van Carl Friedrich Uhlig. Heinrich Band (Krefeld, Duitsland, 1850) breidde het aantal knoppen van de concertina uit naar 28 en dat is gelijk aan 56 tonen, omdat er een verschillende toon gespeeld kon worden wanneer de balg werd uitgetrokken of ingeduwd. Rond 1877 was het Heinrich Band gelukt om 65 knoppen kwijt te kunnen. Dit toetsenbordontwerp staat bekend onder de naam "Rheinische Lage". Heinrich Band organiseerde de fabricage en verkoop van het instrument en liet er speciale muziek voor schrijven. Hij was ook erg goed in het reclamemaken voor het instrument. In 1882 werd het instrument officieel bandonion genoemd. Een samentrekking van zijn achternaam en een stukje van het Duitse woord accordion.
Omdat het instrument te moeilijk te bespelen was werd het geen populair instrument. Dat veranderde in 1890 toen het instrument werd gebruikt in de steeds populairder wordende tangomuziek langs de Rio de la Plata in Buenos Aires, Argentinië en Montevideo in Uruguay. Het instrument werd uitgebreid met meer knoppen door Alfred Arnold in Duitsland tot er uiteindelijk een instrument ontstond met 71 knoppen of 142 tonen. Dit is nog steeds het standaardsysteem van nu. Sommige (half)tonen ontbraken nog op deze instrumenten, bijvoorbeeld de C-2 tijdens het sluiten van de balg. In 1930 werden 25.000 bandonions uitgevoerd van Duitsland naar Argentinië. In deze tijd veranderde de naam in het Spaanse bandoneón.
De Europese conservatoria (muziek-scholen) hadden eerst geen interesse in het instrument en dit bracht een lage sociale positie met zich mee. Nadat eerst het conservatorium van Parijs en later dat van Rotterdam en vele andere Franse conservatoria lessen voor de bandoneón invoerden, veranderde dit.
De knoppen zijn zo geplaatst dat veel voorkomende akkoorden gemakkelijk gespeeld konden worden. Dit heeft tot gevolg dat het toetsenbord er chaotisch uitzag in tegenstelling tot het systematische accordeontoetsenbord. De toon wordt geproduceerd door met een knop een ventiel te openen waardoor er lucht geblazen wordt door een bisonoor riet. Dit is een riet dat een verschillende toon geeft wanneer je trekt of duwt, een ander woord voor bisonoor is diatonisch. De bandoneón heeft 7 of 14 bisonore rechthoekige rietjes (tongetjes) op een zinken of aluminium plaat tegelijk gemonteerd. Iedere toon heeft een grondtoon en een octaaf gemonteerd op een verschillende plaat. Hierdoor wordt het speciale "droge" geluid verkregen. Sinds 1920 worden de bandoneóns gebouwd in drie maten: de piccolo (klein en een octaaf hoger), normaal, en bas (groter en een octaaf lager).