November 2000
 VHV Online
Jaargang 5, Nummer 2

Kranten Kritiek

Wie van de VHV lezers pakt elke dag de krant uit de bus om alle concertrecensies te gaan lezen? Nou… ? Oké, bijna niemand dus. Waarom lezen we zo weinig recensies? Twee redenen: als je er niet zelf bij bent geweest interesseert je de mening van de recensent maar matig, en als je één recensie gelezen hebt ken je ze allemaal. De meeste recensenten blijven steken in frasen als 'fraaie vertolking', 'het orkest is gegroeid', 'wat een prestatie voor amateurs', etc. De VHV zou in het kader van het 70 jarig bestaan een dergelijke bloemlezing kunnen maken, en waarschijnlijk zou bijna niemand 'm lezen.

Maar toch, soms, heel soms, zit er een aardig artikel tussen. Op 17 december 1949 speelde het PSO (toen nog POV) de Ouverture Oberon van Nicolai, het vioolconcert van Brahms en de zevende symfonie van Beethoven. Een paar dagen later stond de volgende recensie in het Eindhovens Dagblad (ED).

Philips Orkestvereniging (Eindhovens Dagblad, 20 december 1949)

Een concert als de Philips Orkestvereniging Zaterdagavond l.l. in de Philips Schouwburg heeft ten gehore gebracht, voor een talrijk auditorium, stelt de recensent voor een soort gewetensvraag, n.l. met betrekking tot taak en grenzen van een dilettanten-orkest van deze respectabele omvang. Natuurlijk hangt de beantwoording ervan ten nauwste samen met de aard der bezetting, maar zelfs met een sterke kern van vergevorderde dilettanten en zelfs gerugsteund door een aantal beroepsmusici moet worden gezegd, dat liefhebbers op de verkeerde weg zijn, als zij kennelijk gaan laveren in de richting van het beroepsorkest door stukken te kiezen, die boven hun macht gaan.

Ik weet niet -althans niet met voldoende zekerheid - wie eigenlijk aansprakelijk geweest zijn voor de samenstelling van het programma van het concert in kwestie, maar de hele avond heeft het musiceren van de Philips Orkestvereniging het doorslaande bewijs geleverd, dat bij de keuze te hoog gegrepen is. Er is geen sprake van, dat de technische vaardigheid van het ensemble op een peil staat, dat een verzorgde muziekreproductie bereikbaar maakt laat staan een uitvoering, waarvan ook maar enige bezieling uitgaat.

Het was aldoor een moeizaam worstelen met alles, wat glansrijk overwonnen moet zijn, voordat men een publiek uitnodigt om te komen genieten van wat met veel inspanning en toewijding musicaal tot stand is gebracht. Het kon dan ook niet anders, of de zelfoverschatting, waarvan het programma getuigde, moest zich wreken. Ik acht er mij van ontslagen de talrijke tekortkomingen op te sommen, die deze uitvoering ontsierden. Ze zijn excusabel. Men zou voor het gepresenteerde alle lof kunnen hebben, wanneer men alleen maar de ijver, de toewijding en goede bedoeling der executanten als maatstaf behoefde aan te leggen. Maar het gaat hier voor en boven alles om de Kunst met een hoofdletter en met haar mag niemand het op een accoordje gooien.

Voor de soliste heb ik niets dan lof. Elisa Cserfalvi heeft het vioolconcert van Brahms met hoge technische kwaliteiten, maar vooral dichterlijk en met temperament gespeeld, haar stokvoering is rhythmisch perfect afgepast, maar dat het tussen haar en de voor het orkest te moeilijke begeleiding niet altijd boterde, behoeft na bovenstaande algemene opmerking nog niet eens extra vermeld.

Ik twijfel er niet aan, of het Philips Orkest is onder de vaardige en bekwame leiding van zijn dirigent tot veel in staat, mits zij met de vaststelling van haar programma's, het "Ken uzelf" in toepassing brengt.

Ja, dat is nog eens andere koek. Geen vriendelijk 'Een missertje of een ander oneffenheidje deed er niet toe, het was een en al emotie en vervoering wat er klonk.' (ED, 29 mei 2000) maar gewoon "moeizaam worstelen met alles". Goed, een recensent kan ook een slechte dag hebben gehad, maar deze tirade in de krant ging toch niet onopgemerkt voorbij. Misschien werd de recensent wel op het matje geroepen bij de hoofdredacteur, want enkele weken later verscheen opnieuw een artikel in het ED.

Naar aanleiding van een Orkestuitvoering (Eindhovens Dagblad, 28 januari 1950)

Daags na de jongste openbare uitvoering van de Philips Orkest Vereniging gewerd mij het hoofdredactionele verzoek te trachten in een beschouwend artikel de taak, mogelijkheden en grenzen van het z.g. dilettantenorkest eens wat nauwkeuriger onder de loupe te nemen.

Alvorens echter hiertoe over te kunnen gaan lijkt het mij van belang de betekenis van het woord "dilettant" en het dilettantisme als verschijnsel te begrijpen en te plaatsen tegenover de woorden "amateur" en amateurisme.

OVER DILETTANTISME What's in a name? Kramer's Woordentolk raadplegend lezen we o.a.: "Een dilettant is een min of meer stoethaspelige niet-vakman in de kunst". Een dilettantenorkest is zodoende een verzameling stoethaspels ("onhandige mensen, die alles dom en verkeerd aanpakken" volgens Koenen-Endepols). Aardig klikt dat niet, maar het geeft zo ongeveer weer, welke ervaringen men over het algemeen in de omgang met zulke lieden pleegt op te doen. Over het algemeen, zeg ik, want dat er ook muziekbeoefenaars zijn, voor wie bovengenoemde definitie niet op gaat, behoeft nauwelijke vermelding. Naar aantal zijn ze echter verre in de minderheid. (...)

OVER AMATEURISME EN KUNSTBESEF Wanneer wij een definitie willen geven van het woord "amateur" met betrekking tot de muziek, dan zou deze als volgt kunnen luiden: "Een amateur is een niet-vakman in de kunst, met zelfkennis en begrip naast ijver en liefde voor de muziek". Meer populair uitgedrukt: dat het hem of haar, vooral gaat om het hoe gespeeld dient te worden naast het wat, en om de wenselijkheid dat zoveel mogelijk vrije tijd, geld en energie met overtuiging aan deze liefhebberij worden besteed. "Net als bij de sport", zou men kunnen opmerken, maar dan voeg ik er direct aan toe, dat een athletiekdemonstratie en een Mattheus-passion, een viool of cello en een billartkeu of raskonijn, een orkestconcert en een interlandwedstrijd of TT-race Abe Lenstra en Eduard van Beinum onvergelijkbare grootheden zijn.

Bij kunstbeoefening zijn hogere waarden in het geding en deze moeten van invloed zijn op het streven van ieder ernstig beoefenaar. Kunstbeoefening is zowel lichamelijke als geestelijke activiteit met de Schoonheidsontroering als doel. Voor de amateur-musicus betekent dat, het willen kennen en spelen van velerlei kunstwerken en de behoefte om -door middel van het pogen inzicht te krijgen in de speeltechnische en voordrachtstechnische eisen van instrument en composities - te komen tot datgenen, wat we een "artistiek verantwoorde" interpretatie noemen. Hierbij is de leiding van een door aanleg en opleiding bekwaam vakmusicus (dus geen beroeps-dilettanten, want die zijn er ook!) onontbeerlijk. Alleen de vakmusicus mag in staat geacht worden de wegen te kennen die tot het doel (de Schoonheidsontroering) leiden. Aan hem is tevens het laatste woord inzake de te bestuderen muziek, hetgeen veronderstelt, dat hij in dit opzicht terdege georiënteerd zal blijken en in staat, de meest uiteenlopende, ook minder bekende composities en stijlen van verleden en heden metterdaad te propageren. Voorst berust bij hem de verantwoordelijkheid er voor te zorgen, dat de uit te voeren werken het kunnen der executanten niet overschrijden en de plicht deze laatsten van hun mogelijkheden en grenzen bewust te maken. Dit is wat we in het kort "het bevorderen der Toonkunst" noemen en het ware onnodig hieraan veel woorden te wijden, zo de practijk niet uit wees, dat sommige leiding gevende figuren het met hun verantwoordelijkheid in deze nog steeds niet principieel genoeg nemen. Welke oorzaken en motieven daarbij een rol spelen valt niet zo zonder meer te zeggen en is hier ook niet ter zake.

We willen ons slechts bepalen bij feiten en daarom stellen we het volgende voorbeeld: 1. We hebben een orkest-vereniging met aan het hoofd een bestuur en een vakmusicus aan de directie-lessenaar.
2. Het orkest bestaat uit enthousiast spelende dilettanten (amateurs?!).
3. Gespeeld wordt een conventioneel maar in vele opzichten te moeilijk programma.
4. Gevolg: gebrekkige uitvoering.
5. Ondanks dat: openbaar concert,
6. Compleet met befaamd buitenlands soliste,
7. Officieel uitgenodigde muziekcritiek en
8. Stampvolle zaal met publiek, waaronder veel jonge mensen.
Nu vragen we ons af: als de punten 3 en 4 de zwakke schakels in de keten zijn, zijn dan de volgende punten 5, 6 en 7 geoorloofd en artistiek verantwoord t.o.v. 8 en is 4, als gevolg van 3 te wijten aan 2 of 1? Gezien het reeds betoogde inzake dilettantisme en het bevorderen der toonkunst kunnen we de beantwoording van één en ander veilig de lezer toevertrouwen. Wij volstaan met op te merken dat zo het met de interne aangelegenheden van het orkest in orde is (discipline; repetitiebezoek; thuis studeren; les nemen, aangemoedigd en zo nodig financieel mogelijk gemaakt van bovenaf!; periodieke selecties en proefspelen der leden, enz.) ons inziens alleen punt 3, de programmakeuze, dringend herziening behoeft. Het is niet de eerste maal, dat hier op van welmenende zijde wordt gewezen en wij weten mede namens deze te spreken, zo wij thans met de toenemende activiteit van het Brabants Orkest in het verschiet en met het belang van het Eindhovens muziekleven voor ogen, met nog meer klem durven aandringen op een spoediger vorming van een interessanter en beter aan de capaciteiten van het orkest aangepast repertoire. Dat het ons van belang voorkomt de artistieke verplichtingen t.o.v. het publiek aan de orde te stellen is, gezien het openbare van de uitvoeringen, voor de hand liggend. Niemand drukte dit schoner uit dan Chopin, toen hij, reeds stervende, sprak: "Men zal wel min of meer schetsmatige composities vinden; uit naam der genegenheid, die men mij toedraagt, verzoek ik, deze alle te verbranden…… want ik heb teveel eerbied voor het publiek. Ik wil niet dat onder verantwoordelijkheid van mijn naam werken worden verspreid die het publiek onwaardig zijn". Met een kleine variant zou men de laatste zin als volgt kunnen wijzigen: "Ik wil niet, dat onder verantwoordelijkheid van mijn naam werken zó worden gespeeld, dat zij het publiek onwaardig zijn".

Wat nu de samenstelling van een dergelijk repertoire betreft, daarvoor bestaan uitstekende bronnen van informatie. Wij bezitten in ons land musicologen, dirigenten en andere toonkunstenaars van internationale vermaardheid, componisten, bibliotheken en uitgeverijen, Stichtingen als Donemus, verenigingen voor Noord- en Zuid-Nederlandse Muziek geschiedenis en een afdeling van de Society for Contemporary Music, om van het buitenland nog maar te zwijgen. Voorts bestaat er, dunkt me, voor een Philipsconcern, met zijn uitgebreide binnen- en buitenlandse connecties nog de charme van het bewandelen van eigen wegen om aan "primeurs" te komen. Wanneer men solisten-concoursen kan uitschrijven, kan men ook prijzen voor composities, speciaal voor de Ph.O.V. of voor het amateur-orkest in het algemeen beschikbaar stellen. Voor onze cultuur, voor de kunst en de kunstenaars, voor het amateurisme en het Philipsorkest zou dit dáden betekenen, getuigend van een warm hart voor het waardevolle, het Goede en het Schone in onze samenleving.

Wouter J. van den Berg.

Een knap stukje werk. Van den Berg pleit duidelijk voor een niet te moeilijke muziekkeuze, uit respect voor de componist, en uit respect voor het publiek.

De recensent van het andere blad, Oost-Brabant, heeft heel wat minder gewetenswroeging gehad bij het oordelen over de POV prestaties. Hij (of zij) schreef gewoon een dertien in een dozijn recensie die misschien werd gelezen door heel het POV en een handjevol Oost-Brabant abonnees. Een ijverig POV bestuurslid plakte het artikeltje in het archief en de rest van de wereld kon de recensie snel daarna vergeten…

Philips' Orkestvereniging speelt romantische muziek (Oost-Brabant, 20 december 1949)

Eindhoven-17 december Het programma, dat het Philips' Philharmonisch Orkest voor zijn uitvoering van Zaterdag had uitgekozen, stelde aan het orkest zeer hoge eisen. Het kwam trouwens onder de bekwame leiding van Otto Glastra van Loon hieraan in grote mate tegemoet. Men speelde ouverture "Oberon" van Weber, het vioolconcert van Brahms en de zevende symphonie van Beethoven. Zoals men ziet alle drie werken uit de hoogbloei van de romantiek. De composities uit deze tijd vergen van het orkest een maximum aan sonoriteit en het is begrijpelijk dat het Philips-ensemble hieraan niet volkomen kon voldoen. Vooral bij de houtblazers vielen er wel eens stukken maar de bezetting van deze partijen is in ieder orkest een puzzle.

Na dit vastgesteld te hebben, moet men zeggen dat er vaak een pittig, fris en markant musiceren te beluisteren viel. Vooral in de aanvang van de ouverture had het orkest een zeer doorzichtige en uitgewogen klank.

De violiste Elisa Cserfalvi heeft ondanks haar jeugd een zeer respectabele viooltechniek, een sterke streek en een goede, vast toon. Alleen zou men wensen dat van haar spel een weinig meer rust, een tikkelte meer diepzinnigheid en een kleine hoeveelheid meer wijsheid uitging. Voor de rest kon men haar prestaties alleen maar loven. Dit was een goede vertolking.

Het zeer talrijke publiek leefde ten zeerste met de gebeurtenissen op het podium mee en toonde zich met een en ander zeer ingenomen. (Cr.)

door: Raoul Bonnet

November 2000
Vorige artikel | Volgende artikel
Naar de vaste rubrieken in VHV Online
Inhoud VHV Online November 2000 | Colofon
© 2000 VHV, Eindhoven.