Jaargang 4, Nummer 4 |
Cindy Albracht:
"Ik werd opgeleid
tot een soort acrobaatmeisje.
"
"Beep-Beep" "Oh, er komt even een SMS-je binnen op mijn GSM". Zo ontmoet ik Cindy Albracht voor dit interview. Ja, een viool-meisje is tegenwoordig niet meer te her-kennen aan een matrozenpakje en pijpenkrullen die je uitsluitend te spreken krijgt in Patisserie Kluytmans in gezelschap van een chaperonne. Nee, wij spraken af in café Centraal ("want dat ken ik van de PSO-concerten" (zie ook VHV-juni '99, JG)) en ze bestelt meteen een wijntje, "want dat praat wat gemakkelijker". En inderdaad, de daarop volgende spraakwaterval hoefde ik alleen maar letterlijk uit te typen.
"Ja, het is eigenlijk nauwelijks bekend, maar wij Albrachten zijn fervente pianisten. Broer Jascha (cello), moeder Janna (altviool), vader (piano) en ikzelf zijn vaak achter de piano te vinden. We hadden thuis weliswaar twee piano's maar die stonden in één muziekkamer. Dat gaf geregeld een flinke ruzie. Maar er was één ijzeren regel: papa ging altijd voor!
Privé-chauffeur Maar de VHV-lezers willen natuurlijk lezen hoe mijn vioolcarrière is verlopen. Welnu, op zevenjarige leeftijd ben ik begonnen. Ik was niet zo talentvol dat ik mijn debuut-in-Carnegie-Hall op achtjarige leeftijd kon maken. Maar ja, ik oefende dan ook maar een half uurtje per dag. Op mijn twaalfde ging ik naar Theodora Geraedts. Ik weet het nog goed: met de trein naar Oss-West, alwaar ik opgehaald werd door haar man. Da's een luxe die niet veel mensen kunnen nazeggen: opgehaald worden door een privé-chauffeur. De muzieklessen vond ik vreselijk. Ik heb wel tien boeken van Sevcik aangeschaft, regeltje hier, regeltje daar. De voordracht-stukken werden helemaal voor-gekauwd: snelle streek hier, weinig vibrato daar. Ik wilde bij een Brahms-sonate mijn hart kunnen uitstorten, maar in plaats daarvan werd ik opgeleid tot een soort acrobaatmeisje. Ik was altijd blij als ik weer in de trein naar huis zat, vooral omdat mijn moeder steeds iets lekkers voor de terugweg had meegegeven. Hierna heb ik les gehad van Else Krieg in Amsterdam. Zij was enigszins het andere uiterste: ze gaf me de vrijheid om mijn eigen smaak te volgen waardoor ik het plezier in het musiceren terugkreeg. Dit had ook een keerzijde: zij leerde me niet hoe ik structuur in mijn studieaanpak kon aanbrengen.
Sevcik Op mijn zeventiende ging ik naar Jan Repko en Davina van Wely. Van Jan heb ik nu nog steeds les. Zoals bij elke leraar ben ik bij hem ook weer bij de basis begonnen. Ditmaal sloeg het wel aan. Zelfs Sevcik ben ik gaan waarderen. Jan heeft me geleerd hoe ik me kan voor-bereiden voor een concours. Op een groot vel papier maak je een minutieus overzicht van wat er maandenlang per dag gestudeerd dient te worden. Ik heb meegedaan aan de Vrienden-krans en aan het Oskar Back concours. Louter om eens te kijken hoe dat is om in een eerste ronde te spelen. Tot mijn verrassing mocht ik door en won ik de Vriendenkrans en haalde ik een derde prijs in het Oskar Back concours. Over anderhalf jaar hoop ik mijn UM-examen af te leggen. Tot die tijd denk ik dat ik me prima zal vermaken in Amsterdam. Zo woon ik in een oud studentenhuis van 1657 met scheve ramen. Het is heerlijk dat ik alle bestemmingen met de fiets kan bereiken. Alleen erger ik me vreselijk aan twee dingen: die rot-duiven die niet weggaan als je belt en van die toeristen die op het fietspad lopen. Bah! Maar ik word ook wel geconfronteerd met de keerzijde van een grote stad. Zo is laatst mijn bel gestolen, dus ik hoop dat iemand van het PSO nog een extra bel uit China heeft meegenomen.
Primarius Naast mijn studie speel ik in drie gezelschappen. Het eerste is het Mahler Chamber Orchestra. Het orkest heeft een bijzondere klank, en daar wordt bij de audities al op gelet: het is belangrijk om een grote diversiteit van klank te hebben. Iemand die weinig flexibel is maakt weinig kans. Het is tevens een gezellige club, en we wisselen onderling veel SMS-jes uit. Claudio Abbado is de vaste dirigent. Tijdens de concerten is hij erg bijzonder. Maar op de repetities moet hij echt in de mood zijn, vaak is het alleen maar doorspelen. Rattle of Haitink heb ik liever. Daarnaast speel ik in het Romeo-kwartet. Vroeger heette dit het Catharis-kwartet. Volgens ons betekende dit Verlichting van de Ziel maar het bleek iets van rioleringafvoer te betekenen. Hoewel ik de primarius ben, heb ik de overige drie (mannen) niet kunnen overtuigen om het het Albracht-kwartet te noemen. Maar ze hebben wel meer van die typische mannen-dingetjes zoals bierzuipen en vieze moppen vertellen. Tenslotte speel ik samen met pianist Daniel Kramer. Muzikaal is dit het interessantst. Een naam hebben we niet, maar "Cindy Albracht, viool en Daniel Kramer, piano" vind ik ook mooi staan op een aanplakbiljet.
Bioscoop Het lijkt dat ik veel met mijn viool bezig ben, en dat ik weinig tijd voor andere dingen heb. Dat is ook zo. Weliswaar heb ik een vriendje, maar het komt geregeld voor dat ik hem een week niet zie omdat ik hard moet studeren. Trouwens, ik ben hem ook via mijn viool tegen het lijf gelopen: tijdens mijn voorbereidingen voor het Oskar Back concours moest ik even ontspannen en heb ik een oude adressenlijst gepakt om met iemand naar de bioscoop te gaan. En van het een kwam het ander. Mijn leraar vond het maar niets en ook de sterren zeggen dat twee Watermannen niet samengaan, maar tóch het gaat prima.
Ik geloof dat het nu iets te diepgaand wordt... Laten we het eens over het PSO hebben. Ik ken het orkest al jaren, want mama regelt altijd kaartjes voor ons. Soms kom ik in Eindhoven, soms in Amsterdam. Ook Jules ken ik goed via het Theaterorkest. Ik heb dan ook veel zin in de concerten. The Lark Ascending is een vreselijk mooi stuk, en ook de Zomer is heerlijk om te spelen."
Dit is een mooi moment om het gesprek af te ronden, want het werd al laat en het aantal lege glazen wijn paste niet meer op ons tafeltje.